zaterdag 31 januari 2015

Daagt.

Adem leert mij dat ik leef
en is tegelijk een zeef
die toekomst en verleden
filtert uit het heden
waarin hij enkel is
en ik ook steeds beslis.

Hij brengt mij terug naar nu
en doet dit continu.

Dit is een open veld
dat nooit een oordeel velt
over wat het draagt
of wat er wordt gewaagd.

Het is er ongevraagd
maar iets dat altijd daagt.

vrijdag 30 januari 2015

Honderd lettergrepen.

Het leven wordt steeds ingedeeld
door scheiding die mij parten speelt:
er is een wereld om mij heen
en ik verrijs daarbij meteen.

Of wellicht is 't omgekeerd:
het kan zijn dat wordt beweerd:
ik neem "ik" als 't eerste woord,
daaruit komt de wereld voort.

Toch is dit "ik" een droom,
te vergelijken met een boom.

Snijd ik eerst de wortel door
komt daarna de stam niet voor.
Bladeren en kelken
zullen snel verwelken.

Hemel en hel.

een navertelling.

In de hel heerst hongersnood
en die is oneindig groot.
Toch staat daar een pan met pap,
vol genoeg voor ieders hap.

Maar de lepels hebben stelen
net iets langer dan de armen
van hen die het noodlot delen
van voor altijd lege darmen.

Zelfs geen beetje haalt hun mond
want de stelen zijn niet rond.

Anderen zijn lief en wijs
en daardoor in 't paradijs.
Altijd staat hun maaltijd klaar
want zij voeden steeds elkaar.

Homunculus.

Met mijn handen in mijn haar
zit ik stil en kijk ernaar.
Wie dit ziet die zie ik niet
want het blijft een grijs gebied
van waaruit ik ernaar kijk:
een verborgen koninkrijk.

Voor 't gemak noem ik dit "ik"
maar dit "ik" is dun noch dik.
Als ik het gestalte geef
is 't alsof ik vormen weef
uit de grenzenloze lucht.
Dit heeft wel iets van een klucht.

En dit vormen gaat maar voort
als een gang door poort na poort.

donderdag 29 januari 2015

Tantalus.

Het is zaak om te ontspannen
maar dat gaat mij niet goed af.
Steeds weer wil ik mij vermannen
maar dat brengt mij als een straf
dat hetgeen wat ik begeer
van mij terugwijkt, keer op keer.

Ik durf niet echt niets te doen,
steek de handen uit de mouwen,
maar daar wringt precies de schoen:
het ontbreekt me aan vertrouwen.

Ik bedenk en wik voortdurend,
deze strategie bezurend
en ben zo constant de klos.
Wanneer laat ik nu eens los?
 

.

woensdag 28 januari 2015

In mijn hart.

In mijn hart leeft een verdriet
en verlangen naar contact.
Dat erken ik liever niet
en dus heb ik het beplakt
met een glanzend coloriet,
goed gesloten en compact.

Dit ontgaat dikwijls zelfs mij
en ik waan mij sterk en vrij
maar als ik word aangeraakt
in een onbeschermd moment
is het zachtheid die ontwaakt
die zijn eigen droefheid kent
en ga ik mijn stappen na:
ik lijd pijn dus ik besta.

Zaad.

Mijn gewaarzijn is volmaakt
en geheel en al ontwaakt,
is volkomen op de hoogte
van de zondvloed en de droogte
of waar het maar over gaat.

Alles wat daar buiten staat
valt er evengoed toch binnen
omdat het erover praat
of het kan verzinnen.

Het is het zaad van elk zaad
maar zichzelve kent het niet.

Wellicht is het slechts bedacht
want de logica verbiedt
dat het is op eigen kracht.

dinsdag 27 januari 2015

Wonderbaarlijk.

Wat verandert en toch niet?
't Is een spiegel die men ziet
en die alles steeds weerkaatst,
wat het eerst komt en het laatst.

Alle lijnen, alle kleuren,
wat er ook maar kan gebeuren,
geeft hij zonder oordeel weer
en hij doet dit elke keer,
nooit eens eerder, nooit eens later,
als met de maan in stilstaand water.

Schuift daar dan een wolk soms voor
blijft er van het beeld geen spoor
maar het water is er nog.
Dat is wonderbaarlijk toch?


maandag 26 januari 2015

Zuivere tijd.

Zodra er gelijktijdigheid
begint te ontluiken
ontstaat daarmee iets wat, wijd,
ruimte biedt aan fuiken.

Dit laat zich door niemand fnuiken
want het is een vorm van tijd
die zich nooit laat vangen,
ook al zou men het verlangen,
want verlangen zelf kost tijd,
eeuwig en onuitgebreid.

Deze tijd is zuiver,
brengt mij dikwijls huiver.
Hij laat zich wel tellen
maar kan nimmer hellen.


Is is geen gemis.

Niets bestaat uit eigen kracht.
Iets hangt steeds af van iets anders.
Zo is wat niet hard is zacht.
"Inheems" komt door buitenlanders.

Wegens water is een vis,
dankzij doel een hindernis.
En tenslotte: al wat is
is omdat ik het niet mis.

Zelf ben ik omdat ik voel
en op weg ben naar een doel.

Door te zitten op een stoel
krijg ik inzicht in een boel
fantasieen en gedachten
die zich voordoen door mijn wachten.




Vermomd.

Ik loop telkens langs de trap
naar beneden, stap voor stap.
Dit heb ik al vaak gedaan
in de nacht bij volle maan
of ook 's ochtends in de zon
voordat het karwei begon
van alweer een nieuwe dag.
Telkens ging ik aan de slag.

Nu worden mijn spieren slap.
Dit is niet zomaar een grap
want mijn dagen worden krap
ofschoon ik nog steeds niet snap
waarom dit mij overkomt.
Heb ik mij soms zo vermomd?

Taboe.

"Wat ook maar opkomt is fris,
het wezen van realisatie": *)
als dit werkelijk zo is,
is er niets meer een prestatie.

Want ook als ik mij vergis
of wat is te laat zie,
heb ik dat althans niet mis,
zelfs al raak ik uit de gratie.

Alles is daardoor volmaakt,
door iets anders niet geraakt
en de wereld, ruig of naakt,
is in die zin steeds ontwaakt.

Toch is dit heel vaak taboe
want dan doe ik er niet toe.


*): Vers uit de morgenliturgie
     van het Tibetaanse Kagyu-Boeddhisme. 





Deernis.

Ik beklaag wel eens mijn kat
want de haren van zijn vacht
zijn zo warm en zacht en glad
en zijn ogen van smaragd
wijzen op een grote schat
diep verborgen in de nacht.

Al die dingen neem ik waar
en mijn hand voelt door zijn haar
zijn veerkrachtig, soepel lijf
waarmee ik mijn spel bedrijf.

Maar de vonken van zijn blik
vol van energieke schrik
waar ik steeds weer van geniet
zijn iets wat hij zelf niet ziet.



zondag 25 januari 2015

Plicht.

Ik leef tussen groot en klein,
ben niets dan een stofje, fijn,
in het onbegrensd heelal
waardoorheen ik aldoor val,
haast onvindbaar, onbeduidend,
maar, mijn lijf met ruimte kruidend,
ben ik ook tegelijk reusachtig,
cel, bacil en quark indachtig.

Ruimte kan men blijven delen,
hem verdubbelen kan ook.
Met dit denken kan ik spelen
maar dit spelen is als rook.

Groot en klein, in evenwicht,
ontslaan mij niet van mijn plicht.


Ervoor.

Wanneer is de vreugd' het grootst
en het minste nagebootst?
Niet tijdens het hoogtepunt
van vervuld verlangen.
Daarin is geen kruis of munt
en geen geven of ontvangen.

Maar op het moment ervoor,
op het punt van te gebeuren,
(nog niet slaan de stoppen door
en vervloei ik met de kleuren)
ontrolt zich een rozenspoor
naar de diepste geuren.

Alle muren gaan te loor
en daarmee hun deuren.

Tweezijdig.

Er blijft altijd een verschil
tussen dat wat ik bedenk,
wat ik wens en wat ik wil,
de gevoelens die ik krenk,
het vergulden van een pil
of de vlucht waarin ik zwenk,
een vermoeden, zwak en stil,
en de aandacht die ik schenk
aan de wereld om mijn heen
en mijn lijf van top tot teen.

Deze spant zich als de hemel
om dit ondermaans gewemel,
is hieraan niet tegenstrijdig
maar geheel en al gelijktijdig.

vrijdag 23 januari 2015

Onbezwaard.

"Ik heb heel wat afgedacht"-
dat is iets wat ik soms denk
maar ik heb niet in mijn macht
wat ik dan het leven schenk.

Want wanneer ik eerlijk ben
kan ik enkel zeggen dat
ik niets van de toekomst ken
en dus weet ik ook niet wat
mijn geest nog in petto heeft,
of hij uberhaupt nog leeft
in het volgende moment.
Dat is immers onbekend.

Ook al is het zonneklaar
is dat trouwens geen bezwaar.

Niet meer en niet minder.

Alle kronkelende wegen
worden aldoor overstegen
door het feit dat ik ze ken
en van hen getuige ben.

Als dat immers niet zo is
ben ik evenmin gewis
van het feit dat zij er zijn.

Zonder voelen is een pijn
enkel maar een hypothese
zonder oorzaak of genese.

Laatst liet ik mijn fiets op straat
maar weet niet of hij nog staat
op dat plekje bij die boom
of nu weg is als een droom.




Lijnen.

Alle dingen die er zijn
hebben als hun grens een lijn
die hen van de ruimte scheidt,
daaromheen, de hele tijd.

Hierdoor wordt hun vorm bepaald
en worden zij ingeschaald
in een steeds beschikbaar veld
waarin zij zijn opgesteld.

Daarmee kan voor 't zelfde geld
ook van hen worden verteld
dat dit veld zijn grenzen heeft
waaraan voorbij hun inhoud leeft.

Als dit veld er niet zou zijn
is er voor een vorm geen lijn.



donderdag 22 januari 2015

Opstanding.

"Is er soms een paradijs?"
Ik maak mij dat wel eens wijs
maar dan blijft daar toch een ding
waarmee ik mij nu omring:
een gebied waarin ik ben,
waarin ik mijzelf herken.

In een parelmoeren zee
neem ik toch mijzelf weer mee
en zo blijft dus het geval
dat ik ben in een heelal.

Ofschoon alles verder past
is dit feit mij toch tot last.
Ik verrijs pas in het vlees
als ik nooit mijzelf meer lees.

dinsdag 20 januari 2015

Nooduitgang.

Alles wat ik doe of laat
is gericht op zekerheid.
Ik neem elke kans te baat
om te zien dat ik niet lijd.

Zo voer ik voortdurend strijd
tot ik mij heb uitgebreid
en het hele veld bestrijk,
vestigend mijn koninkrijk.

Naarmate mij dit gelukt
ga ik daardoor meer gebukt
onder diepste eenzaamheid
die mijn hart aan stukken rijt.

Dan rest mij nog slechts een hoop:
dat ik uit mijzelf wegloop.

Vliedend.

Wie beweert dat iets niet is
heeft het daarmee gelijk al mis.
Hij heeft immers al genoemd
wat hij met zijn woord verbloemt.

Maar wat is is slechts wat lijkt
op een vaste werk'lijkheid
want het krijgt de hele tijd
vorm pas door een oog dat kijkt.

Door iets anders, dat het ijkt,
krijgt het tegenwoordigheid.

Maar dit and're vind ik niet.
't Is als 't zingen van een lied
door een zeeman of parkiet
die ons continu ontvliedt.

maandag 19 januari 2015

Syllogisme.

Wat er is dat denk ik ook,
neem bijvoorbeeld kwik of rook.
Wat ik denk dat is er ook:
ook al is het maar een spook.

Denken staat dus gelijk aan zijn.
Van gedachten is een trein
en mijn geest is als een mijn
waarin alle dingen zijn.

Toch kan ik die geest niet vinden.
Hij is ongrijpbaar als de winden.
Zelfs wanneer ik hem zou binden
is de binder niet te vinden.

Is de schepper zo een spook
is zijn schepping dat dus ook.

Dromen in dromen.

Ik geef vormen aan mijn dromen
die ik met plezier beschrijf.

Wat bij mij is opgekomen
wordt tot stof voor een bedrijf
vol met kobolden en gnomen
met een sleutel in hun lijf
die, al is er wraak genomen,
blijven liggen, stil en stijf.

Alles is tot rust gekomen
maar na een minuut of vijf
trekt er een colonne bomen
hortend door mijn nachtverblijf.

Afgezien van deze dromen
droom ik ook dat ik dit schrijf.

Belofte.

Dag en nacht ben ik verwikkeld
in een serieuze strijd.
Als een veelvraat die graag smikkelt
vecht ik voort zonder respijt.

Ook al ben ik best ontwikkeld,
ik vermei me in de tijd
met zijn toekomst en verleden.
Dit geeft tot verwachting reden.

Daardoor zie ik over ´t hoofd
wat mij dikwijls werd beloofd:

"Rust gewoonweg in het heden
en houd op met plannen smeden.
Zonder smeken of gebeden
is uw leed dan snel geleden."


zondag 18 januari 2015

Hetzelfde.

Ik zit met mijn kat op schoot
en wij hebben veel gemeen:
beiden gaan we eenmaal dood
en waarschijnlijk een voor een.

Zelfs al sterven wij tegelijk
laat toch elk van ons zijn lijk
achter in de vinexwijk
en ligt het er mooi te kijk.

Beiden zijn wij hier gekomen,
maar misschien is het een dromen,
en wij hebben lust en pijn,
weten niet waarom we zijn,
zijn uit het bestaan genomen
in dezelfde zonneschijn.

Congruent.

Al wat is lijkt op een spel
van een stortvloed van gevolgen
voortgekomen uit een wel
door vergetelheid gezwolgen.

Toch is er nog meer dan dat.
Ik weet immers ook nog wat
zich op elk moment voltrekt
en dit weten is volstrekt
gelijktijdig met wat is,
of 't een vuist is of een vis.

Het is volledig congruent
waardoor dat, wat alles kent,
op geen plek te vinden is.
Het loopt zich voortdurend mis.

Zonder steun.

Ik hang rond op bank en stoel
tot ik mij gemangeld voel
tussen al te veel comfort
als een trieste herbivoor.

Zie ik van die zaken af,
is 't als rijs ik uit het graf,
scheid het koren van het kaf,
als had ik een toverstaf.

Zonder bank nu of een stoel
ben ik gelijk al aan mijn doel
want ik heb geen and're keus
dan te zitten hier als Zeus.

Zonder iets om op te leunen
hoef ik nu op niets te steunen.

Hatsjie!

Dit heelal, gecompliceerd,
schitterend gevarieerd,
wordt, als men het goed beschouwt,
steeds opnieuw weer opgebouwd.

Telkens vindt men wel een punt
en dit wordt dan aangemunt
als de grond van het bestaan
waarvan men van start kan gaan.

Dit heeft men steeds zelf gedaan
maar wil daar dan niet meer aan.

Iedereen die weet het wel
en heeft inzicht in dit spel
maar neemt het niet serieus
bij het snuiten van zijn neus.

Vlak.

Ik bevind mij in een baan
die ik vaak "mijn leven" noem.
Ook de aarde zie ik gaan
van 't begin tot aan haar doem
en Saturnus en de maan
zijn vergank'lijk als een bloem.

Zo kijk ik er tegen aan.
Kan ik daar ook iets aan doen?

Ja, door curves los te laten
en mijzelf niets aan te praten.
Elke tel wordt dan een venster
naar de open eeuwigheid,
altijd vlak, en niemand wenst er
want er is geheel geen strijd.


zaterdag 17 januari 2015

Veiligheid.

Dit bestaan is vol gevaar.
Ik weet nooit volledig waar
er een slag het eerst aankomt,
als een weldaad soms vermomd.

Daarom laat ik nooit iets maar
zijn zoals het gaat en komt.

Wellicht scheelt het slechts een haar
voordat de muziek verstomt
maar ik speel het toch steeds klaar
nog niet te zijn opgesomd
in de rijen van wie vielen
met de hemel naar hun hielen.

Daarmee is mijn lot beslist
want mijn woning wordt een kist.

vrijdag 16 januari 2015

Misschien toch.

Ik wou varen over zee
maar mocht met het schip niet mee
want ik had te weinig geld,
minder dan mij werd verteld,
toen ik op de treeplank stond
en 't niet in mijn zakken vond.

Even was ik van de kaart
want de tocht was mij wat waard.

Maar misschien ging ik toch mee
en koos met het schip de zee.
Het kan zijn dat ik daar slaap,
zacht en donzig als een schaap,
en daar droom dat ik hier ben
met mijn kladblok en mijn pen.

woensdag 14 januari 2015

Overleg.

Wanneer ik een oordeel vel
kost dat een hoeveelheid tijd.
Ook al is het maar een tel
is het toch iets wat mij spijt.

Een moment gaat toch verloren
om te zien of nog te horen
wat te zijn in petto heeft,
waarin ik niet heb geleefd.

In plaats daarvan was ik weg,
pleegde zwijgzaam overleg,
maar zo miste ik de boot
want was voor een tijdje dood.

Wie zich aan het leven wijdt
heeft voor rekenen geen tijd.

Parkiet.

Allen, in dezelfde boot,
varen wij steeds naar de dood.
Die komt enkel nader.

Evenzeer zinkt ieders vader
verder weg in het verleden.
Wat constant blijft is het heden.

Dat is altijd oeverloos,
iets waarvoor nooit iemand koos
want hierin bestaat geen tijd.
Het is louter eeuwigheid.

Daarom is het niet te vinden
maar iets anders is er niet.
Geen tijd om me op te winden
of voor 't lied van een parkiet.

Voorschot.

Alles waar ik nu mee zit,
mijn gezag en reputatie
of de staat van mijn gebit,
het niveau van mijn prestatie,
is met duizend jaar vergeten;
niemand zal er nog van weten.

Als dit wegsterft na mijn dood
is't probleem dus niet zo groot.

Dat lucht mij behoorlijk op.
Ook al heb ik nu een strop
zal ik toch ooit arriveren
waar geen diepte is of top,
geen verschil dat mij kan deren.

Daar neem ik een voorschot op.

De waaghals.

Ik ben tuk op veel gevaar
want dat geeft me iets te doen.
Dan ben ik van zessen klaar
en geef ieder van katoen.

Met een wapen in mijn hand
sla ik groot alarm
en ik weer mij tegen brand,
neem een jonkvrouw in mijn arm.

Als er echter niets gebeurt
is 't alsof mijn harnas scheurt.

Daarom heb ik niet gevraagd:
het is stil en heilig.
Wat mij juist veel angst aanjaagt
is bij uitstek veilig.

dinsdag 13 januari 2015

Uniek.

Alle golven zijn van water,
daarin zijn ze alle gelijk.

Een komt eerst, een ander later,
klotsend tegen rif of dijk.
Daarin is er geen hetzelfde,
want de tiende is geen elfde,
dus is elke toch uniek
met of zonder schuimtuniek.

Zo ben ik gemaakt van weten
netzogoed als iedereen
maar ik heb mijn eigen eten
en ik bak het liefst op steen.

Zelfs wanneer ik het niet wil
maak ik toch dat ik verschil.

maandag 12 januari 2015

Klopt het?

Ik bevind mij in een veld.
Dat wordt mij althans verteld.

Als ik echter kijk naar mij
is mij vinden daar niet bij.
Van een vinder ben ik vrij
dus ben ik wel in die wei?

Ook heb ik wel kunnen horen
dat ik ooit eens ben geboren.
Ik kwam met mijn hoofd naar voren
dat wat was ineens verstoren
en men zei: "Dat wordt een man"
en onder de wol gestopt.

Maar ik weet daar niets meer van
en vraag mij af of het wel klopt.

Gelaat.*)

Af en toe dan word ik kwaad
of ik loop niet in de maat,
ben in een verwarde staat
of hang zomaar rond op straat.
Opgezweept, door lust en haat,
ben ik soms ten einde raad.

Als ik zie dat het niet gaat
raak ik in verhoogde graad
van rancune en paniek.
Daarop heb ik dan kritiek.
Beurt'lings ben ik traag en kwiek
en bedrijf soms politiek.

Toch is er een vrij gelaat
dat dit alles gadeslaat.


*):   o/o  De vreugde van spontaan gewaarzijn
       is voortfurend met mij.
       Is dat niet uw glimlachend gezicht,
       o Karma Padmakara?  o/o

Uit "De Sadhana van Mahamoedra",
Termatekst ontdekt door Chogyam Trumgpa, Rinpoche.

zondag 11 januari 2015

Om niet.

Ik kan geloven wat ik geloof,
wat mij baat en wat mij schaadt,
maar ik merk dat, als ik sloof,
deze vraag mij snel verlaat.

Door te pezen word ik pezig.
Dan ben ik met mij niet bezig.
Wat te vet is of te vlezig
raakt dan als vanzelf afwezig.

Soms zie ik een lief gelaat
zomaar op een dag op straat.
Het is mooi dat ik ontwaak
maar het niet te gelde maak.

Het bespaart me veel verdriet
als ik alles doe om niet.

zaterdag 10 januari 2015

Verklaren.

Ik wil alles graag verklaren
en volg dus de sporen terug
om de oorzaak te ontwaren
van de mammoet en de mug.

Toch gaat dit niet altijd vlug
want de werk'lijkheid is stug
en tenslotte is een knal
het begin van het heelal.

Waar komt die dan nog vandaan?
Dieper kan ik niet meer gaan.

In plaats daarvan neem ik aan
dat iets vormt zich tot bestaan
maar dat is iets wat ik denk
en daarmee het leven schenk.

Goed.

Is er iets ten diepste goed
aan dit ondermaans bestaan?
Als ik mijn triomf begroet
neem ik dit natuurlijk aan.

Maar hoe zit het met verdriet,
het verliezen van een baan,
hem die wat ik wil verbiedt
of geheel ten onder gaan?

Dat is toch niet wat ik wens,
dus dan kom ik aan een grens
waarna niets meer blijkt te zijn
rozengeur en maneschijn.

Alles is dan veil en boos.
Toch zeg ik: "Goed waardeloos".



vrijdag 9 januari 2015

Argwaan.

"Als je voort wilt op het pad
is een leraar cruciaal,
anders val je in een gat
of verdwaal je duizend maal."

Dit wordt vaak genoeg gezegd
en wellicht ook wel terecht.

Wie zijn pad met les vervlecht
heeft het sneller afgelegd
dan wie meewaait met de winden
of het wiel weer uit wil vinden.

Er is echter een probleem
in dit wonderschoon systeem:
als 't de leraar is die 't zegt
wil die dan niet slechts een knecht?

Piek.

Wanneer ik iets corrigeer
krijg ik nogal eens kritiek.

"Leg toch je gereedschap neer",
is dan dikwijls de repliek,
"dingen zijn zoals ze zijn,
maak ze nu niet groot of klein."

Maar mijn daad is net zo goed
iets wat is zoals het is
waarbij het er niet toe doet
of die juist is of juist mis.

Dit geldt ook voor de repliek,
zelfs al schiet die in mijn wiek.
Dan raak ik wel in paniek
maar dat is tegelijk een piek.

donderdag 8 januari 2015

Zelfzucht.

Op het pad naar het ontwaken
wil ik eer en roem verzaken.
Dan hoor ik een kikker kwaken.
Wat heeft dat ermee te maken?

Toch gebeurt dat evengoed.
Als ik kijk dan trekt een stoet
van irrelevante zaken
door mijn blikveld en gemoed.
Misschien is dat juist het ontwaken
en dan zelfs in overvloed.

Maar ik acht dit onvoldoende.
Zelfs toen ik mijn liefste zoende
was ik er nog steeds niet bij.
In plaats daarvan zag ik mij.

woensdag 7 januari 2015

Bekoord.

Ik ben vol van goede plannen
om mij voortaan te ontspannen,
sta geduldig in de rij.
Onrust is er niet meer bij.

Van het staan word ik niet moe.
Ik doe er het zwijgen toe,
steun met een arm op een roe
en dan voel ik ineens hoe
mijn gebeente komt tot leven
in een onweerstaanbaar beven
want ik word alsnog bekoord
door het breken van mijn woord,
zie mijn hand nog die, gehaaid,
bliksemsnel een snoepje snaait.

Geloof en werken.

Er is geloof en er zijn werken.
Het eerste is er voor de sterken
want zij durven ongezien
zich te storten in een licht
dat wellicht slechts is verdicht
en bedrieg'lijk bovendien.

Maar het werk dat geeft houvast
en kan worden aangepast
aan het kunnen en vermogen
en biedt plaats aan mededogen.

Welk van deze is het best?
Elk kan dienen als een nest
maar als men zich overgeeft
is er geen die voorkeur heeft.

Tolerant.

Het is goed te accepteren,
ongemak niet af te weren.
Het is trouwens al gebeurd
voordat het wordt afgekeurd.

Immers, als ik iets verwerp
heb ik het toch al gezien.

Ook al is mijn oordeel scherp,
en nog krachtig bovendien:
ik nam er al notitie van
en doe het dan pas in de ban.

Onpartijdiger dan ik
zijn mijn oren en mijn blik.
Zij toch nemen alles waar
en zij vinden nooit iets raar.



Nietsdoen.

Er is altijd iets dat schort:
dat is het menselijk tekort.
Dit blijft bij voortduring knagen
en geeft steeds weer grond tot klagen.

Dit geklaag ligt op mijn bord.
Ook al zeg ik wel eens: "Vort!"
komt het toch al snel weer terug,
als het zoemen van een mug.

Daarom staak ik nu de strijd
en beschouw ik zonder spijt
hoe ik hierdoor word geplaagd
tot vanzelf bevrijding daagt.

Deze komt zelfs ongevraagd
als men zich in 't nietsdoen waagt.

dinsdag 6 januari 2015

Ontwaken.

Er was ooit een bange man.
Hij had er de balen van
dat hij werd geplaagd door vrees
en door hoop die steeds verrees.

Hij had alles geprobeerd
om die kwelling te vermijden
maar hij werd alsnog verteerd,
kon van angst zich niet bevrijden.

Eindelijk gaf hij het op
en nam plaats op een bos hop.

Hij zat best wel naar zijn zin
en hij bleef daar tot hij lachte
want toen zag hij het pas in:
elke angst is een gedachte.

Wie ben ik?

Ik wil weten wie ik ben,
zien of ik mijzelf wel ken,
en bemerk dat ik kan kiezen:

Een chagrijn die zit te kniezen
of een snuiter die moet niezen
of een gast zonder valiezen?

Of een fel uitslaande brand,
Lohengrin in 't verre land,
alle schelpen in het zand
of een uitgespelde krant?

Een ding blijft hierbij constant:
dat is ruimte, altijd vrij.
Dus dan ligt het voor de hand:
die vooral benadert mij.

Consideratie.

Ik ontwijk constant de dood
maar misschien mis ik de boot
en verspeel zo kans op kans
op een einde in de dans.

In plaats daarvan blijf ik leven
onder 't motto: "toch nog even!"

Als ik eindelijk ga sneven
kan het zijn dat ik zal beven
bij de terugblik op de kans
op een mooie lauwerkrans
die voorgoed dan is verkeken
na een levenslang verweken
daar ik, als een domme gans,
in mijn angst ben blijven steken.

maandag 5 januari 2015

Vrije tijd.

Ik ben belast met nog wat taken
die ik vandaag af moet maken
en verricht die een voor een
tot ik weet: nu rest er geen.

Dan mag ik mijn plicht verzaken
en kan dus de vrijheid smaken.
Op de tafel ligt een steen
en mijn hand rust op mijn been.

Alles staat, als altijd, daar,
zonder doel, maar zonneklaar.

Deze vrijheid, overvol,
wordt mij nu toch wat te dol.
Daarom wil ik mij vermaken
en bedenk weer nieuwe taken.

Muis.

Op een ochtend, in mijn huis,
zie ik plots een kleine muis.

Zij is helemaal alleen
en zij kan nu nergens heen
want zij viel geheel en al
in de gootsteen die, als val,
haar compleet gevangen houdt
maar zij is nog lang niet oud.

Hoe lang heeft zij daar vertoefd?
Het is te zien wat zij behoeft:
warmte en een veilig hol,
met teed're liefde boordevol,
dan spelletjes en gek gedol.

Ik heb dat niet en ben bedroefd.

Ontspannen.

Als ik echt ontspannen ben
is er niets dat ik niet ken
want van bezigheid bevrijd
word ik dan niet afgeleid
en dus zie ik heel precies
alle dingen zonder 't vlies
van opinies en gedachten
of de floers van het verwachten.

Dit vergt evenwel wat moed
want dan weet ik niet meer goed
wat ik aan de dingen heb,
of ik onderga of schep,
weet niet eens of ik wel ben
als ik alle dingen ken. 


Tenminste.

Ik doe alles steeds verkeerd
alsof ik nooit iets heb geleerd.
Wat plezier geeft laat mij huilen
en voor liefde ga ik schuilen,
bij verdriet maak ik een grap
omdat ik de ernst niet snap.

Zo dus niet maar hoe dan wel?
Ik zit danig in de knel.
Mijn gedrag maakt zelf zijn dans
en ik heb geen schijn van kans
tegen wat die met mij doet
want hij zit me in het bloed.

Als ik die als vriend begroet
doe ik dat tenminste goed.

zondag 4 januari 2015

Vrijblijvend.

Als ik wil gaan mediteren
heb ik daarmee een motief,
wat ik nu juist af wil leren
want de vrijheid is mij lief.

Liever ben ik prilen blij
als een veulen in de wei.
Plicht en dwang zijn niets voor mij
en ik kies niet graag partij.

Als ik op mijn kussen zit
kom ik langzaam weer op adem.
Ruimte, als papier zo wit,
is een gat dat ik omvadem.

Daarin vind ik geen motief.
Ik ben zelf hieroglief.

Sigaret.

In de schaduw van mijn pet
gloeit soms op een sigaret
die mij voor een poosje redt
van de vrees te zijn verwed
doormijn onbezonnen stap
van het nemen als een grap
wat toch echt is serieus.
Zo nam ik mij bij de neus.

Nu ben ik voorbij de keus.
Buitennissig als een reus
blijf ik stil en eenzaam achter
en geen vriend nog langer lacht er.

Ik verheug me nog in 't vuur
dat slechts smeult voor korte duur.

Stijf.

Waarom ben ik toch zo stijf
en houd vrienden van mijn lijf?
Is het juist niet dat ik, bang
om mijn dorst te openbaren,
doe alsof ik niets verlang
o mijn hachje te bewaren?

Dan ben ik wel hypocriet
want mijn passie toon ik niet.
Dat is wat men heel goed ziet -
ik ben lek als een vergiet
en sla zo een mal figuur
op het ongelegenst uur.

Dit vanwege 't eeuwig vuur
dat de steen bakt voor mijn muur.

Bezig.

Altijd ben ik in de weer
en ben bezig, min of meer,
mijn positie te bepalen,
af te wegen, als op schalen,
wat nog veilig is voor mij,
mij te scharen in de rij
van hen die de de eindstreep halen
en daar vrij zijn van betalen.

Maar ik weet mij in het krijt,
kan mijn schulden niet ontlopen.
Wat ik fout deed is een feit
dat ik niet snel af kan kopen.

Toch blijf ik de hele tijd
nochtans op iets anders hopen.

vrijdag 2 januari 2015

Tegenstrijdigheid.

Er is enkel dit moment
en tegelijk is 't onbekend
want als ik erover rep
is het juist daardoor al nep.

Dan is 't immers al voorbij.
Steeds opnieuw ontglipt het mij.
Het blijft altijd fantasie
dus iets wat ik nimmer zie.

Niettemin kan ik het denken
en dat denken aandacht schenken.
Zo kom ik er dichterbij
maar nog steeds ontgaat het mij.

Pas als ik er niet meer ben
kan het zijn dat ik het ken.

donderdag 1 januari 2015

Getijden.

Bij getijden rijst de zee.
Daarop rijzen schepen mee.

Zonder dat zij 't zelf doen
gaan omhoog fregat, galjoen,
kruiser, slagschip, elke boot
horend bij die grote vloot.

Het zou best zo kunnen zijn,
als die boten spreken konden,
dat, betoverd door de schijn
van een zelf dat werd gezonden,
elk apart zou gaan beweren:
"Ik besluit nu op te veren!"

Geldt hetzelfde niet voor mij,
sprietje in de wijde wei?


Pas op de plaats.

Telkens sta ik op een tweesprong
waar ik links kan gaan of rechts
of soms is het ook een landtong
en dan is er water slechts.

Altijd wil ik weer vooruit
want hier houd ik het niet uit.
Onrust kriebelt in mijn huid,
jaagt mij voort van noord tot zuid.

Maar ik kom te vaak terecht
in een onverwacht gevecht
of ik eet een vreemd gerecht 
wat mij verder niet veel zegt.

Thans durf ik mij te vervelen,
dat zal mij veel sores schelen.


Niets anders.

Steeds op zoek naar waar 't om gaat
maak ik mij nog wel eens kwaad
als ik het maar niet kan vinden
en begin mij op te winden.

Dan weer word ik depressief
en het is mij even lief
als de hele zaak vergaat
want ik ben ten einde raad.

Ik misken wat voor mij staat,
steeds aanwezig en paraat,
nu en hier voor mijn gelaat.

Daar ik mij hierin vergis
heb ik het voordurend mis,
denk dat er iets anders is.