vrijdag 27 februari 2015

Vloed.

Zelfs al doe ik alles fout
wijst dat niettemin op goud
want het feit dat ik dit weet
impliceert dat, reeds gereed,
goedheid steeds voorhanden is
zelfs wanneer ik mij vergis.

Fouten zouden niet bestaan
als het goede zou vergaan.

Op zichzelf is dat ook goed
waaruit men dus op kan maken
dat, of men nu het juiste doet
of zich mengt in louche zaken,
alles opkomt in een vloed
die geen ommekeer kan raken.

Kers.

Is iets nadeel of een voordeel?
Dat is enkel maar een oordeel
opgesteld door mijn verstand.

Wat is er nog aan de hand
als ik dit eens vallen liet?
Schreeuw ik dan nog moord en brand
of begin ik aan een lied?

Alle wegen liggen open
als ik mijn belang laat lopen
en de wereld, zo divers,
is voortdurend vrij en vers.

Ik hoef geen geluk te kopen
bij het kijken naar een kers.
In zijn glans kan ik mij dopen.

donderdag 26 februari 2015

Misverstand.

Telkens doet zich wel iets voor
maar daarbij heb ik niet door
dat dit plaatsvindt zonder mij
want ik denk mijzelf erbij.

Ik zie niet dat ik dit denk
waardoor ik het leven schenk
aan een iemand die dit ziet
maar diegene is er niet.

Daarom wil hij zich bewijzen,
als een monument verrijzen,
zwerft hij rond, maakt verre reizen,
bakt kroketten en saucijzen.

Maar hij is een misverstand,
ook al is dat niet constant.

woensdag 25 februari 2015

Sunyata.

Vuur is ruimte, warm en licht.
Aarde ook maar vast en dicht.
Lucht is ruimte, niet zo zwaar,
water ook, kleurloos en klaar,
ruimte zelf maar 'k weet niet waar.

En de rook van een sigaar
of de glans van paardenhaar
zijn van ruimte, jaar na jaar.

Er is niets dat het niet is.
Ruimte is dus overal.
Zowel water als een vis
zijn van ruimte het geval.

Omdat er niets anders is
kent hij strijd noch hindernis.




Het hoogste.

Heden werd ik afgewezen.
Diepe kommer is verrezen.

Nu zit ik in zak en as,
wou dat het nog gister was
toen ik sterren stond te lezen
in de nacht op mijn terras
en daaruit conclusies trok
die verleidden tot een gok.

Mijn verwachting ligt in puin
en onnut ligt mijn alruin,
die ik met veel moeite oogstte,
op de grond. Het is toch het hoogste
want er is niets dan er is
zelfs al is't een hindernis.

dinsdag 24 februari 2015

Te vlug.

Ik beoefen duizend kunsten
om te dingen naar de gunsten
van een weergaloze vrouw
die ik heel graag hebben wou.

Ik maak haar tot monument,
geef om mij daarbij geen cent,
sloof mij onverdroten uit,
kijk verlangend naar haar kuit.

Daardoor stoot ik haar juist af.
Zij ontsnapt mij in een draf.

Als ik afzie van de jacht
keert zij, eerder dan gedacht,
alras naar mijn hoeve terug;
dat is voor mijn rust te vlug.

Zwaan.

Dat waarmee ik mij blijf straffen:
wanhoop, misbaar en chagrijn,
hoef ik niet eens af te schaffen
als ik inzie wat zij zijn.

't Zijn verdichtsels van mijn geest
en die vieren constant feest.
Soms word ik daardoor een beest,
als ik dronken ben het meest.

Maar zij komen en zij gaan,
blijven nooit eens even staan.

Kijk ik hen wat beter aan
is 't al snel met hen gedaan
en, bevrijd nu van hun waan,
zwem ik verder als een zwaan.



maandag 23 februari 2015

Terreur.

Ik geef toe dat ik niet weet
waaraan ik mijn tijd besteed
als ik over iets ga denken.

Want dit denken is als schenken
van het water in de zee -
deze doet er niets meer mee.

Maar de wereld blijft steeds open,
hoe ver ik maar wil gaan lopen.
Dus dit weten is niet nodig
en hiervoor ook overbodig.

En toch is er op die reis
altijd weer dezelfde eis:
ik moet weten wat ik wil
opdat ik geen tijd verspil.

Nooit te laat.

Tijd is niets dan een systeem
van wat komt, wat was en 't heden.

Hieruit blijft een schijnprobleem
altijd maar naar voren treden
van een vroeger en een later
maar dat is als schrift in water.

Want wanneer ik tijd wil vinden
blijft die continu verzwinden.

Zo heb ik mij steeds bedrogen,
draaide mij een rad voor ogen,
met het drogbeeld van de duur,
ingedeeld in dag en uur,
die in feite niet bestaat.

Daarom is het nooit te laat.

Magneet.

Ik heb mijn kater in mijn armen.
Mijn gemoed schiet vol erbarmen
als ik aan de dingen denk
die hem kunnen overkomen,
waaraan ik liefst geen aandacht schenk
maar waarvan ik toch kan dromen.

Was dit laatste nu maar waar
maar gevaar is werk'lijk daar.

Zo lang hij leeft is hij magneet
voor het eindeloze leed
dat door dit bestaan blijft stromen.
Hoe kan ik dit ooit voorkomen?

Zo lang ik dit nog niet weet
is 't maar beter dat ik 't eet.

zondag 22 februari 2015

Roerloos.

Alles trilt, beweegt en veert
maar dat doet het slechts naar buiten.
Voor zichzelf is't omgekeerd:
elke trilling moet daar stuiten.

Stel dat ik het kleinste vind:
iets dat, dunner dan een lint,
trilt en fladdert als een haar
en muziek maakt als een snaar.

Dit doet dat toch in de lucht,
daarin neemt zijn klank een vlucht
en er is alleen maar val
in het gat van het heelal.

Hoe iets ook bewegen wil,
voor zichzelve blijft het stil.

Uitkomst.

Als zich een verschrikking meldt
zoek ik naarstig naar de bronnen
van dit plotseling geweld
en wil zien hoe 't is begonnen.

Dan ontdek ik veel faktoren
die bij de gevolgen horen
net als zaden bij het koren
of de stenen van een toren.

Maar dat laat toch onverlet
dat ik nu nog ben ontzet,
door mijn indruk van zonet,
zonder dat ik daar op let.

Waarbij dus maar weer eens geldt:
't is het resultaat dat telt.

Standbeeld.

Heel dit leven vliegt voorbij
met een hoop geraas erbij
waar ik mij mee in kan laten
met mijn makkers en mijn maten.

Telkens doet zich wel iets voor
en dat vormt zich tot een spoor
van fluweel of van ivoor.
Zo gaat dit maar altijd door.

Maar ik kan ook blijven staan
als een standbeeld in de maan.

Dan kan ik uit diepten puren,
al moet ik 't verlies verduren
van gemoedelijke uren
met trawanten en mijn buren.

Overleven.

Ik wil telkens overleven,
en zeg steeds weer: "Nog heel even!
Het is nu nog niet de tijd
voor de diepe eeuwigheid".

Toch weet ik best wel dat dit streven
metterdaad in 't niets verglijdt,
dat het zich moet overgeven
en zijn einde niet vermijdt.

Maar dat maakt mij toch niets uit.
Adamant blijft mijn besluit
mij nochtans voor ogen zweven
ook wanneer het niets beduidt.

Deze wil is mij gegeven
en is doof voor elk geluid.


"De logika is weliswaar onwrikbaar
maar tegen een mens, die wil leven,
kan zijn niet op".

- Franz Kafka: "Het Proces".


Onopgemerkt.

Met de toekomst voor mijn neus
sta ik steeds weer voor een keus:
wat te doen en wat te laten,
zal ik zwijgen of juist praten?

Ik neem het heel serieus
en heb echt wel in de gaten
dat mijn plan, ofschoon poreus,
mij niet snel met rust zal laten.

Maar ik kan mij ervoor sluiten,
doe mijn jas aan, wil naar buiten,
zie dan druppels op de ruiten
waardoor ik mij weer laat stuiten.

Al dit kiezen is een lied
maar helaas herken ik 't niet.

zaterdag 21 februari 2015

Pijn.

Wat is de bron van dit heelal?
Is het God die met een knal
Zich verspreidde, overal,
opdat Hij Zich vinden zal?

Waarom speelt Hij toch dit spel
met zijn hemel en zijn hel?
Zit Hij dan zo in de knel
dat Hij uit is op een rel?

Wellicht is Zijn eenzaamheid
absoluut niet om te harden
en schiet Hij Zich op Zijn tijd
om die reden dus aan flarden.

Dat doet dan natuurlijk pijn
maar dat is nu juist Zijn zijn.

Onnavolgbaar.

Ik ervaar zoiets als rood
en zo leg ik dat ook vast
met een woord zo zwaar als lood
dat niet meer wordt aangetast.

Vast verzegeld als de dood
is het mij niet meer tot last.
Zelfs al ben ik idioot
word ik hierdoor niet verrast.

Als ik wijs naar een tomaat
krijg ik bijval van formaat.
Maar toch kan ik nimmer weten
wat een ander daarbij ziet.

Zo kan ik iets liefde heten
maar voor u is het dat niet.





vrijdag 20 februari 2015

Assepoes.

Ik weet niet wat ik moet doen.
Alle wegen liggen open.

Op de vloer die ik nu boen
vind ik hier een van mijn knopen
die mij weer, net zoals toen,
tot hen te verzaam'len nopen.

En ik zal mijn doek weer dopen,
die gemaakt is van katoen,
om mij eenmaal los te kopen
opdat ik in vrijheid zoen.

In mijn hand heb ik een schoen
die ik aantrek om te lopen,
met een onbesmet blazoen,
door de toendra's en de tropen.


Tik.

Er is een tik,
een lichte schrik,
daarna ben ik,
die hoor en slik.

Er is een gans.
Hem horen thans
brengt uit balans
de trotse trans
van wat niet is.

Ik word gewis
van mijn bestaan.

Er is de maan.
Daardoor ontdaan
maak ik mij aan

donderdag 19 februari 2015

Neet.

Heel vaak denk ik:
"ik ben verloren"
waarop ik slik,
mijn angst wil smoren.

Ik maak mij dik,
laat mij ontsporen.
't Is als een tik
die mij blijft storen.

Wat ik vergeet
is dan de tijd
die mij ontleedt
en verder glijdt.

Ik ben een neet
in haar tapijt.

woensdag 18 februari 2015

Eerbaar.

Nu zit ik stil, verroer geen vin.
Ik adem uit en dan weer in
maar ben ik dan nalatig
en bovendien kunstmatig?

Of is het andersom
en juist misplaatst en dom
om dingen te gaan doen
waar niemand mij om vraagt?

Wellicht is 't goed fatsoen
dat mijn impuls vertraagt
en dat ik mij verzoen
met wat probleemloos daagt.

Dan wordt er niet gejaagd
op reebok, hert en maagd.

dinsdag 17 februari 2015

Goed nieuws.

Wij denken dat er dingen zijn.
Dat is een bron van zorg en pijn
want die kan men bezitten,
er anders om gaan vitten.

Gelukkig is dat enkel schijn
want er is geen stofje fijn
dat los staat van de tijd
en daarmee van vergank'lijkheid.

Dus moet men concluderen:
de dingen zijn gebaren.

Die kan men wel vereren
maar zeker niet bewaren.
Men kan er wel voor kiezen
maar geen ervan verliezen.

Deernis.

't Valt niet mee om echt te geven:
meestal wil ik gelijk iets terug.

Dit leidt steeds zijn eigen leven
en verijdelt vliegensvlug
mijn gewild, omslachtig streven
door de hebzucht, taai en stug.

Ook wanneer ik vreugde zie
in een blik, maar niet voor mij,
ontvlamt direct jaloezie.
Mijn fatsoen beent dat niet bij.

Maar wanneer 't geluk er is,
schiet ik schielijk in mijn nis
en heb het dus wéér mis.
Hierbij past slechts deernis.

A.D. 2015.

Today we take a joyous leap
into the year of wooden sheep.

In case it will it's promise keep
we'll cradled be in brilliant sleep
in which our dreams, so vast and deep,
will make us dance and laugh and weep.

Although it's tracks are sometimes steep
solutions can be really cheap
for what persists is just a heap
of bubbles, marbles and a bleep.

Between those particles is sun
that watches how the rivers run,
how misery transforms in fun
along with ending now this pun.




maandag 16 februari 2015

De speler.

Soms weet ik niet hoe veel ik speel.
Gezeten aan het mengpaneel
van golven van verwachting
ben ik maar een onderdeel
van lange overnachting
waarin ik mijn wijsjes kweel,
ter stichting en verzachting,
verlangend met gesmoorde keel.

Ik kan hier niet mee stoppen,
zit steeds maar aan de knoppen.

Mijn hart is aan het kloppen.
De dalen en de toppen
van de gedweee zee,
zij spelen met mij mee.




Alleen maar ruimte.

Men kan geen ruimte splitsen
ofschoon het lijkt van wel.
Want niets weerhoudt de spitsen
om vrijelijk en snel
de ruimte te doorklieven,
bij 't flitsende duel,
geheel naar hun believen.
en sneller dan een tel.

Maar ruimte heeft zijn wegen
en vormen zonder tal:
bijvoorbeeld van een degen
of kromming van 't heelal.

De schaar die door de ruimte knipt
is zelf als ruimte aangestipt.

zondag 15 februari 2015

Twee kanten.

Mijn lichaam heeft twee kanten:
de kant die ik ervaar
en die van mijn trawanten
die kijken naar het haar
dat tussen mijn twee oren groeit
en wie weet hun blikken boeit.

Ik kan ze niet ontwaren,
die achterhoofdse haren,
zij horen aan mijn buren.
Die kunnen ze begluren.

Zo ben ik hun bezit
maar ik weet enkel dit:
ik neem hen allen waar
maar weet niet goed van waar.

Onwaarneembaar.

Men zou kunnen beweren:
"de wereld is volmaakt".

Dan hoeft men niets te leren
en alles is ontwaakt.
Er staat niets tegenover.
Hij wordt dus niet geraakt.
Gehuld in eigen tover
is elke boei geslaakt.

Men kan dit enkel geloven,
ervaren kan men 't niet.
Daartoe moet men erboven
bestaan in vreemd gebied.

Zo kent een vis geen water,
noch proeft zijn gif de sater.

Gevangen.

Het leven is een spel.
De ene ziet dit snel
en heeft het direct door.

De ander volgt een spoor
om dingen te bereiken
die hem tot nu ontwijken.

Gevangen in structuren
verblijft hij vele uren
in fasen en systemen
die hem het zicht ontnemen
op lamm'ren in de wei
of volle maan in mei.

Hij acht zich hoogverheven
maar mist het volle leven.


zaterdag 14 februari 2015

Niets meer.

Ik ben op zoek naar rust
maar dat is slechts bewust
want als ik rustig zit
denk ik: "is het nu dit?".

Ik wil al snel iets meer,
verveel me elke keer
met dat wat er al is
omdat ik nog iets mis.

Soms grijp ik naar een pil,
bezwijkend aan een gril,
of zie niet wat ik zie,
verstrikt in fantasie.

Ik word alleen maar stil
wanneer ik niets meer wil.

Islam*)

Dat wat al gegeven is
kan ik niet ervaren.
Als dat zo is heb ik het mis:
't is nimmer te ontwaren.

Want wat is onmiddellijk
verbergt zich onverbiddelijk.
Eerst neem ik er afstand van
en pas daarna ervaar ik dan.

't Is als een hand die pakken kan
behalve toch zichzelve dan
of  als een vliegend paardenspan
dat zich niet passeren kan.

Dit pogen kan ik sparen
en 't brengt me tot bedaren.


*): "Islam"- "Overgave".


vrijdag 13 februari 2015

Tegenslag.

Ik heb mij al vaak bedrogen,
draaide mij een rad voor ogen,
heb steeds tevergeefs gezegd:
"mijn tevredenheid is echt".

Als dit echter echt zo was
komt ook tegenslag van pas.
Maar als die de kop opsteekt
is mijn branie dra verbleekt.

Echter dan mijn goede moed
blijkt ineens de tegenspoed.
Toch vind ik hierin een grond,
niet verzonnen, dus gezond.

Ook al doet het best wel pijn,
dit is toch geen valse schijn.

donderdag 12 februari 2015

Keren.

Ik word vaak teleurgesteld
en door kommernis gekweld.
Wat ik hoopte ging niet door,
mijn verzoek vond geen gehoor.

Nu komt het er dus op aan:
moet ik op mijn strepen staan
mij in jammer laten gaan
of gaan staren naar de maan?

Of dit lijden gaan trotseren,
het als levenskracht waarderen,
daaruit wijze lessen leren
of het domweg maar negeren?

Ik zou het ook kunnen eren
en 't zo in geluk verkeren.


Panta rei.

Als ik geloof in vaste dingen
leidt dat tot verdedigingen
als ik ze wil houden
of ik wil ze snel bespringen
voor 't geval z'ontglippen zouden
als ontrouwe hovelingen.

Ook ikzelf ben dan zo'n ding
dat het zijn om niet ontving.

Maar misschien is dat niet waar
en wordt daarmee alles klaar:
in plaats van dingen zijn 't processen
die, fungerende als lessen,
mij steeds leren dat ik vloei,
zelfs wanneer ik schijnbaar stoei.

Zondeval.

Ik denk aan de zondeval:
is dat lang geleden?
Telkens val ik uit het al
maar dat is steeds heden.

Dan is er een binnen
en ook een beginnen
en daarmee een buiten
dat zich toe kan sluiten.

En er is de mens
dankzij wens en grens
en het Laatste Oordeel
is zojuist geschied.*)

Zonder mij is alles heel
en dat doet de val te niet.


*): "Het Laatste Oordeel
      als standrecht."
     Franz Kafka: "Beschouwingen".

woensdag 11 februari 2015

Constanten.

Er zijn heel wat drama's gaande.
Nierttemin houd ik hier staande
dat veel dingen zijn constant.
Daar is niets mee aan de hand.

Zo is er nog steeds de adem
die ik met mijn borst omvadem
en de zee schuift op het strand
met een bruisend trammelant.

Speculeren blijft riskant
maar een gentleman galant.
Soms zie ik de overkant
als mijn oog zich maar ontspant.
Door de struiken in het zand
schuifelt dapper een fazant.

Vol vreemde lieden.

"Alles is maar een verhaal",
zo houd ik mij zelf vaak voor,
"vorm gegeven in de taal
der verwachting, door en door,
zowel zichtbaar als verbaal,
en ik voeg mij naar haar spoor."

Laat ik dit verhaal nu los
dan verdwaal ik in een bos
zonder een geschiedenis
dat vol vreemde lieden is
die ik nog niet had gezien.
Met hen heb ik pret voor tien.

Elk moment is er voor 't eerst
wanneer grootste vreugde heerst.

dinsdag 10 februari 2015

Vergaan.

Alles gaat steeds weer voorbij.
't Is vervelend nieuws voor mij
die toch zo graag hebben wil
iets bestendigs, eeuwig stil.

Het vergaan is angstaanjagend
maar mij overal belagend.
Ik word nuchter en vat moed
als het mij opnieuw begroet.

Laat maar komen, denk ik nu,
zelfs al is het het uur u.

Ben ik dan omringd door vrees
is het deze die ik lees
en ik merk: hij blijft niet staan
maar moet net zo goed vergaan.


Als.

Zet een stok tegen een toren
en hij lijkt een halmpje koren.
Zet een lucifer ernaast
en hij wordt een toren haast.

Op zichzelf is hij niet groot
maar tegelijk toch ook niet klein.
Geldt dat ook niet voor de dood
als die zonder angst kan zijn?

Alles hangt toch steeds weer af
van iets anders dan zichzelf.
Als geen ruimte het omgaf,
waar bleef het gewelf?

Is er nacht zonder een dag
of een wet als alles mag?




maandag 9 februari 2015

Altijd fris.

Dit moment is altijd fris
want er gaat niets aan vooraf.

Wat voorheen verstreken is
is een wereld die zich gaf
aan de tegenwoordigheid
als een voldongen feit.

Daarin is 't herinnering
aan een voorval of een ding
en die danst rond in een kring
in het nu dat ik ontving
maar ook dat is al voorbij
en laat dit moment dus vrij.

Wat ik doe of ook maar droom,
het blijft fris door deze stroom.

Wiedes.

Goedheid is wellicht een feit
als ik door de velden rijd
met de herfstwind in mijn haar
of geniet van een sigaar.

Ook een wildgelokte meid
is verrukk'lijk op haar tijd
en het rouwen aan de baar
bergt geluk al is 't ook zwaar.

Als er echter niets gebeurt,
wordt dan goedheid nog bespeurd?

Wat blijft er dan over?
Weg valt alle tover.
Dat is nogal wiedes
want 't is niets solides.

zondag 8 februari 2015

Toonladder.

Dikwijls loop ik in de mist.
Alles is daar onbeslist.

Duisternis, als in een kist,
dekt een drab die kolkt en gist
en een dichte damp verijst er.
Daarin raak ik het spoor bijster
en dwaal dan vervolgens rond
met een roetwalm in mijn mond,
mij bedwelmend en verstikkend,
suikergoed en pillen slikkend.

Maar dan hoor ik een akkoord,
als een ladder naar een poort,
die ik dadelijk beklim
en ontwaar daarginds de kim. 

Van buiten.

Laatst kwam een vriendin bij mij,
klagend, want zij was niet vrij.

Overspoeld door haar gedachten,
in 't bijzonder in haar nachten,
was zij als een bloem in mei
die slechts op het eind kan wachten.

Maar intussen was zij schoon.
Ook haar stem, haar droeve toon,
waren hoogst buitengewoon.

Zij verpletterde de hoon
die van plan was haar te raken
voordat die een kans kon maken.

Zag zij zich maar eens door mij:
al haar leed was dan voorbij.

zaterdag 7 februari 2015

Uit de droom.

Soms wordt mij een droom gegeven
en die brengt mij van de wijs.

Dra leidt die zijn eigen leven
en maak ik een hele reis
door een wereld, onbegonnen,
ofschoon die slechts is verzonnen.

Daarin wachten mij mijn taken
tot het uur van mijn ontwaken
mij ineens het inzicht geeft
dat het om het lijf niets heeft.

Ik lig wakker in mijn bed,
ben gevallen uit het net
van bedriegelijke zaken
maar hoor wel weer lakens kraken.

Een hele boel.

Soms valt er wel eens iets tegen:
Iemand reageert te koel.

Het verdriet wat ik dan voel
is dan feitelijk een zegen
want een van de vele wegen
naar het hooggelegen doel:
een gewaarzijn vol van leven
waarin ik mijn passie spoel.

Al mijn trillen en mijn beven
en de wereld, kil of zwoel,
worden hierin opgeschreven
met mijn tafel en mijn stoel.

Vrolijk wend ik weer de steven
want er rest een hele boel!

vrijdag 6 februari 2015

Vorstelijk.

Ik zit zomaar op de grond
en kijk rustig in het rond
net zo als een oude hond.

Daardoor heelt de tijd mijn wond
en word ik allengs gezond.
Vooralsnog houd ik mijn mond.

En mijn benen zijn gekruist.
Daardoor is mijn houding juist
want mijn rug wordt weldra recht
zonder dat men mij dat zegt.

Stoel of bank zijn overbodig.
Ik heb slechts de aarde nodig
om te zijn onder 't gewelf.
Dan ben ik de koning zelf.

Zonder maat.

Onrust kwelt mij keer op keer.
Daartegen heb ik geen verweer.

Ik heb niet alles in de hand
en soms zie ik geen verband
tussen dat wat ik ontmoet
en een plan dat ertoe doet.

Dan grijpt mij een huiver aan
en de vraag naar mijn bestaan
wordt ineens heel actueel
en zij vliegt mij naar de keel.

Als ik echter dit zo laat
voel ik plots wat er bestaat:
een voorbijgaan, een hyaat
in een ruimte zonder maat.

donderdag 5 februari 2015

Om het even.

Ik hoef nooit iets te bewaren
want ik blijf aldoor ontwaren
wat de hele tijd gebeurt
en wat mijn ervaring kleurt.

Ik kan daarop wel vertrouwen
en daarop dan voort gaan bouwen.
Is dit vertrouwen stevig
maakt mij dat vrijgevig.

Maar omgekeerd kan ook:
Ik kan meteen gaan geven.

Het hebben blijkt dan rook,
ontstegen aan het leven.
Met wat ik ook maar strook,
het blijft me om het even.

woensdag 4 februari 2015

Naar het niets.

Wanneer ik zeg dat goed of kwaad
of wat dan ook niet eens bestaat
spreek ik mij gelijktijdig tegen
want ik heb het toch genoemd.

Ook een draak, met koppen negen,
is meteen al opgedoemd
wanneer ik het over hem heb
zelfs al zeg ik: "hij is nep".

En al ben ik nog zo braaf,
gelijk ben ik al minder gaaf
wanneer ik van scheuring spreek,
zelfs als ik de draak slechts steek.

Daarom past mij enkel zwijgen
als ik naar het niets wil nijgen.

dinsdag 3 februari 2015

Het berouw van Leontes*)

Ik heb mij van geluk beroofd
want zie de schoonheid over 't hoofd
van de spreeuwen in de lucht
in hun warrelende vlucht.

Maar ik voel mij in plaats daarvan
een oude en geslagen man.
Ik bracht mij samen in een punt
dat blaam en schande werd vergund.

Toch voelt het niettemin nog goed
te deinen op een tranenvloed.
Ik heb weliswaar iets misdaan
maar dat verschaft mij een bestaan.

Gelijk vogels door de hemel gaan
zo biggelt er bij mij een traan.


*): Leontes, een van de hoofdpersonen
     in William Shakespeare's "A Winter's Tale".

maandag 2 februari 2015

Heilstaat.

een navertelling.

Drie mannen in een heilstaat
die raakten aan de praat.
Elk van hen zat vast,
gekerkerd in een kast.

De eerste zei waarom:
hij was een keer zo dom
om eerder te gaan werken.
Toen heeft men laten merken:
dit was een spionage.

De tweede kwam te laat
en dat was sabotage.

De derde, accuraat,
die was precies op tijd.
Nu zit hij voor kleinburg'lijkheid!

De optimist.

Mij plaagt vaak de gewetensbeet
voor wat ik eerder deed
maar wat gebeurd is neemt geen keer
al doe ik het soms weer.

Dit laatste kan 'k voorkomen
wanneer ik stop met dromen
van terug te gaan naar toen
opdat ik mij verzoen
want dat is al voorbij
en dus niet meer van mij.

Maar hier is een begin.
Daar zit ik middenin.
Van hieruit kan ik groeien,
bevrijd van alle boeien.


Wind.

't Is goed om te ontspannen
maar dit valt toch niet mee
want ik houd graag meer pannen,
terwijl ik vaar op zee,
tegelijk op het fornuis,
dat brandt in mijn kombuis.

Toch is dit geen bezwaar
als ik dit laat voor waar.

Dan kan het gaan gebeuren
dat ik mij door de geuren
laat zeggen wat ik doe
en doet het er niet toe
wat ik er nog van vind.

Geen zorgen kent de wind.




In plaats van.

Zodra ik iets verricht
laat ik iets anders na.

Al schrijf ik een gedicht
voorkom ik dat ik ga
of sta in 't volle licht.

Laatst keek ik in een la
en zag daar mijn gezicht.
Een spiegel deed zijn plicht
waarop ik zei: "Aha!"

Ik had dit niet verwacht.
Het was al middernacht.

Al was dit niet gebeurd
had ik misschien gedacht
dat niemand mij bespeurt.
 



Controle.

Ik houd mijzelf steeds in het oog:
"Mik ik te laag of juist te hoog?
Ben ik te veel een psycholoog
of maak ik mijn dessert te droog?"

Zo houd ik mij maar in de gaten
ofschoon ik weet: "Het zal niet baten
want al ben ik nog zo vlug,
controle komt meteen weer terug."

Ik kan mij niet ontvouwen
want mis nog het vertrouwen
in dat wat er al is,
al is dit ook gewis.

Ik wil nog iets verbannen
in plaats van te ontspannen.

zondag 1 februari 2015

Proces.

Ik zie voor mij een mes.
Dat is een heel proces
van dansende fotonen
die mij als vormen tonen
het lemmet en het heft.

Dit had ik niet beseft.
Ik zag het als een ding,
ontving het in een kring
van andere objecten
die mijn dis bedekten.

Omwille van herinnering
noem ik iets vork of ring
maar juister is wanneer ik zeg:
de dingen zijn een weg.

Pots.

Hoe kan ik het best beginnen
als ik mij wil overwinnen?
Als het kan in ene klap
en dus zet ik mij maar schrap.

Komt er een verleiding aan
dan kan ik die gelijk weerstaan
en zo ben ik, als een rots,
onverstoorbaar, vast en trots.

Desondanks bemerk ik plots
dat ik er nog altijd ben.
Is't soms beter dat ik klots
en mij dan als water ken?

Al mijn pogen is een pots
of ik nu schuim of sta of ren.